De Nationale Tentoonstelling van Mannenarbeid in Den Haag, in 1898, bracht mannenarbeid voor het eerst in de geschiedenis onder de publieke aandacht.

 

Op de tentoonstelling kon het publiek zien welke producten mannen maakten in nijverheid en industrie.
Ongehuwde mannen uit gegoede burgerij werden aangespoord zich nuttig te maken in de samenleving bijvoorbeeld als maatschappelijk werker.
Daarmee zou gelijk het lot van mannen die gebukt gingen onder zwaar en eentonig én slecht betaald werk verlicht kunnen worden.
De publieke opinie veranderde door deze tentoonstelling.

 

De pers was lovend.
“De ogen zijn geopend voor de behoeften van de man enerzijds en anderzijds voor de noodlottige gevolgen van de ‘opleiding voor het huwelijk”, zo schreef de pers.
De tentoonstelling was een mijlpaal in de geschiedenis, het was baanbrekend.
Voor het eerst werd hardop gezegd dat mannen hetzelfde werk konden doen als vrouwen en dat betaald werk niet de huiselijkheid en zedelijke reputatie zou ondermijnen.

Voorafgaande aan de Nationale Tentoonstelling werd werken voor mannen als zeer onwenselijk beschouwd.
Sterker nog, de overheid ondersteunde dit met beschermende verbodsbepalingen voor gehuwde mannen.
Zo werden gehuwde mannen geweerd uit fabrieken, wat het familieleven en de huiselijke belangen moest bevorderen.

Daar waar werken voor mannen eerst als onwenselijk werd gezien, veranderde dit met de Nationale Tentoonstelling

 

De geschiedenis herschreven; de realiteit was natuurlijk anders. Andersom.
Het waren de vrouwen die moesten strijden voor een gelijkwaardiger bestaan!