Vrouwenveiligheid: veel geschreeuw, weinig wol

In Hilvarenbeek stelde een verkeerswerkgroep een eenvoudige maar veelzeggende vraag: “Waarom staan de nieuwe lantaarnpalen langs het fietspad richting Diessen op de weg gericht  en niet op het fietspad?”
Een vraag die alles laat zien wat er misgaat in Nederland wanneer het gaat om vrouwenveiligheid in de openbare ruimte.

De bedoeling van de extra verlichting was helder: donkere plekken veiliger maken, met name voor fietsende vrouwen. Maar in de praktijk staat het licht op de rijbaan terwijl het fietspad opnieuw in een duistere tunnel verandert. Een klassiek voorbeeld van hoe goede bedoelingen stranden in onbegrijpelijke uitvoering.

Terwijl ik dit bericht las van de werkgroep “Wij-wel”, moest ik terugdenken aan iets wat ik kort geleden op de radio hoorde. Na de dood van Lisa in Abcoude, een meisje dat nooit thuis kwam van een gewone fietsrit, kondigden gemeenten in het hele land aan dat ze “nu écht werk zouden maken van vrouwenveiligheid in het openbaar”. Meer verlichting. Beter onderhoud. Slimmere routes. Meer sociale veiligheid.

Maar wat blijkt?
De meeste gemeenten hebben sindsdien nauwelijks iets gedaan.
De beloften waren er, de plannen werden aangekondigd maar de uitvoering bleef achterwege. Het bleef bij woorden, niet bij daden.

Het tragische is: vrouwen voelen dit direct. Donkerte is niet alleen een gebrek aan licht:  het is een gebrek aan veiligheid. En veilige infrastructuur is niet alleen een technische ingreep maar ook een maatschappelijk signaal: “Wij zien jullie. Wij beschermen jullie.”

Het verschil tussen ogenschijnlijke verlichting en echte veiligheid

Het voorbeeld van Hilvarenbeek is geen detail. Het raakt aan de kern van het vraagstuk:

  • Wie bepaalt waar verlichting komt?
  • Wie bedenkt voor wie die verlichting bedoeld is?
  • En wie controleert of het werkelijk bijdraagt aan veiligheid?

Als een fietspad bedoeld is om vrouwen en meisjes zich veiliger te laten voelen dan moet het licht dáár staan. Niet drie meter verderop voor autoverkeer. Dat is geen nuanceverschil; dat is het verschil tussen zich gezien voelen of niet.

Op Internationale Vrouwendag voeren we al jaren campagne voor het veiliger maken van openbare plekken voor meisjes en vrouwen. Donkere struiken, afgelegen fietspaden, blinde bochten:  het zijn precies die plekken waar vrouwen spanning voelen, waar angst begint en waar gemeenten vaak alleen reageren nádat het misgaat.

Het initiatief Niet Mijn Recht,  dat verhalen verzamelt van vrouwen die te maken kregen met grensoverschrijdend gedrag,  laat al jaren zien hoe belangrijk het is om preventie serieus te nemen.

Het wordt tijd om beloften te vervangen door licht

Vrouwenveiligheid wordt pas serieus genomen als gemeenten het zichtbaar maken in stenen, staal, licht en beleid. Niet in persberichten. Niet in statements. Niet in campagnes die vooral goed staan voor de buitenwereld.

Zoals ik vaker schrijf:
Veiligheid is geen luxe. Veiligheid is basisinfrastructuur.
Net als wegen, riolering en stromend water.

Daarom roep ik gemeenten op:
Kijk nog eens naar jullie toezeggingen na de dood van Lisa.
Kijk naar de routes waar vrouwen élke avond fietsen.
Kijk naar de plekken waar zij zich klein houden, sneller stappen, omkijken.

En vooral: kijk naar de uitvoering.
Verlichting die verkeerd staat, is hetzelfde als veiligheid die niet aankomt.

En dat kan beter. Het móét beter.
Want als een werkgroep uit Hilvarenbeek dit al ziet bij een paar lantaarnpalen, dan weten we één ding zeker:
Het probleem is landelijk groter dan gemeenten willen toegeven.

Gemeenten die verlichting plaatsen maar het fietspad vergeten, zijn als iemand die roept dat hij een brand blust  maar alleen het schuurtje natspuit terwijl het huis in de hens staat.